bord met opschrift 'no more business as usual' tijdens klimaatbetoging in Londen

Degrowth ondermijnt de klimaatzaak

Uiteraard gaat moeilijk ook, maar de boerenprotesten zijn geen geïsoleerd geval. Bijna nergens in Europa loopt momenteel een meerderheid van de bevolking warm voor de gedragsverandering die een klimaatbeleid vergt. Dat werpt niet alleen een donkere schaduw over de Europese verkiezingen van 9 juni, maar brengt ook de klimaatambitie van de Europese Unie in het gedrang.

Beleidsmensen beseffen vandaag te weinig dat we leven in een maatschappelijke setting waarin het bekritiseren van klimaatplannen veel meer sympathie opwekt dan te proberen er een draagvlak voor te creëren. Een opvallend gegeven: hoe rechtser de politici, hoe groter de kans dat ze inspelen op dat buikgevoel van de burger. Die zit met duizend-en-een vragen waar hij maar geen vat op krijgt. Zal ik mij een elektrische wagen kunnen veroorloven? Zal ik die snel genoeg kunnen opladen? Wat betekent het capaciteitstarief precies voor mijn energiefactuur? Mag ik mijn mazoutketel nog laten herstellen als die stukgaat? Wordt straks alles duurder?

Een groot probleem is dat mensen zich met elkaar vergelijken. Een ongelukkig gevoel ontstaat omdat mijn buurman rijker is dan ik.

Negatieve groei

Alsof het nog niet moeilijk genoeg is, is er nu ook nog een beweging die pleit voor het ontgroeien van onze economie. ‘Ontgroeien’ gebruik ik hier als een vrije vertaling van het inmiddels populaire begrip degrowth. De aanhangers van die beweging zijn van mening dat de economie zal moeten krimpen om de klimaatdoelen te halen. Het gaat hier niet om minder groei, maar om negatieve groei, met een krimp die volgens hen pijnloos zal verlopen, zonder welvaartsverlies of zonder dat we hoeven in te boeten op ons geluksgevoel.

Een mooi vooruitzicht, maar helaas ontbreekt het momenteel aan empirisch onderzoek om die stelling te onderbouwen. Een groot vraagteken blijft hoe je de consumptie kunt reduceren zonder het subjectieve welzijn van de burgers aan te tasten. Het is correct dat burgers in rijke landen zich niet altijd gelukkiger voelen dan burgers in minder rijke landen. Zo bekeken hoeft minder rijkdom ons niet noodzakelijk ongelukkiger te maken. De vraag is of de redenering ook in die omgekeerde richting opgaat.

Probleem

Een groot probleem is dat mensen zich met elkaar vergelijken. Ik krijg een ongelukkig gevoel omdat mijn buurman rijker is dan ik. Dat ik meer heb dan iemand in Afrika, weegt daar in mijn subjectieve beleving niet tegenop. Zo bekeken zou je kunnen stellen dat het succes van degrowth zal afhangen van de mate waarin iedereen binnen een samenleving in dezelfde mate inboet op consumptie of rijkdom. Of nog beter, dat de rijken meer zouden moeten verliezen dan de armen, zodat we terechtkomen in een gelijkere en gelukkigere samenleving.

Dat zou mooi zijn, maar ook hier is er momenteel geen enkele garantie dat de krimp van degrowth tot dat soort herverdeling zal leiden, laat staan tot een groter geluksgevoel. Uit gedragsonderzoek blijkt dat de pijn van het verliezen groter is dan de vreugde van het winnen. Mensen verliezen niet graag en willen tot elke prijs vermijden dat ze erop achteruitgaan.

Een blinde vlek is dat niemand kan uitleggen hoe we met degrowth de kosten van de vergrijzing en de noodzaak van meer zorg gaan betalen.

Recent onderzoek van de universiteit van Cambridge heeft aangetoond dat periodes van hoge economische groei mensen het gevoel geven dat ze leven in een wereld waar iedereen erop vooruitgaat. Mijn vooruitgang gaat niet ten koste van die van iemand anders, en omgekeerd. Maar in periodes met lage economische groei slaat dat gevoel om. Men vreest dan dat de vooruitgang van iemand anders ten koste gaat van de eigen welvaart. Hoe zou dat gevoel evolueren in een wereld met negatieve groei?

Blinde vlek

Het zou natuurlijk best kunnen dat de gemiddelde westerling in de toekomst zijn subjectieve geluksgevoel weet los te koppelen van materiële welvaart. Maar dan blijft de vraag hoe we mensen zover krijgen. Een andere blinde vlek is dat niemand kan uitleggen hoe we met degrowth de kosten van de vergrijzing en de noodzaak van meer zorg gaan betalen. Uiteraard is dat niet onmogelijk door te werken met normeringen en koolstofheffingen. We zouden onze economie kunnen sturen naar minder kwantitatieve en meer kwalitatieve groei. Maar, net zoals bij de Green Deal, is en blijft dat een hoofdzakelijk theoretische denkoefening, waarbij de Green Deal het voordeel heeft dat die vertrekt van bekend terrein.

Al die bedenkingen nemen uiteraard niet weg dat er drastische ingrepen nodig zijn om het klimaat te redden. Ze tonen vooral aan dat het niet eenvoudig zal zijn om in een democratische samenleving een draagvlak te creëren voor de klimaattransitie en dat daar momenteel veel te weinig wordt op ingezet. En zoals de ideeën van degrowth nu op tafel worden gebracht, moeten we vrezen dat ze het draagvlak verder onderuithalen. Het is zo al moeilijk genoeg.