Winstdeling werknemers is hoeksteen nieuw sociaal model

Opinie van Geert Janssens (tijd.be, 6 juni 2017)

In een economie waar arbeid als gevolg van technologische vooruitgang een steeds kleiner deel van de koek naar zich kan toetrekken, is het de evidentie zelve dat werknemers kunnen delen in de winst.

“Arbeid is als productiefactor steeds minder in staat om een evenredig deel van de welvaartskoek voor zich op te eisen.”

Vicepremier Alexander De Croo vindt dat werknemers moeten kunnen delen in de winst van een bedrijf (De Tijd, 3 juni). Zijn idee bevat alvast alle nodige ingrediënten: collectief, eenvoudig, flexibel, fiscaal vriendelijk en kmo-gericht. Collectief verwijst naar het feit dat ‘alle’ werknemers moeten kunnen deelnemen aan zo’n winstparticipatieplan. Flexibel en eenvoudig betekent dat bedrijven de vrijheid moeten hebben om zo’n plan te schrijven op hun maat, ook kmo’s.

Eenvoud betekent voor mij alvast dat er geen aparte cao’s moeten worden afgesloten voor een winstdeelnameplan want winstdeling hoeft op zich niets te maken te hebben met ‘loon’ maar wel met ‘beloning’. In een land met hoge loonkosten ontstaat er vaak een angstreflex omdat men vreest dat fiscaal vriendelijke winstdelingssystemen in de plaats zouden kunnen komen van klassieke beloningsvormen, met alle gevolgen van dien voor de fiscale en sociale inkomsten.

Vruchten

Dergelijke reflexen zijn begrijpelijk maar gaan voorbij aan een realiteit die we niet langer kunnen ontkennen. Arbeid is als productiefactor steeds minder in staat om een evenredig deel van de welvaartskoek voor zich op te eisen. De Croo merkt terecht op dat mensen steeds vaker de indruk krijgen dat de economie vooruit gaat maar dat zijzelf er niet de vruchten van plukken.

Dat gevoel is een gevolg van een geleidelijke, decennialange evolutie in alle rijke landen. Kennisdeling, samenwerking, motivatie en mentale flexibiliteit zijn de productiefactoren die almaar vaker het verschil maken en het Belgische loonsysteem staat daar haaks op. We kunnen proberen dit te ondervangen met nog meer herverdeling maar we zitten daar op de grenzen van het redelijke. In plaats van achteraf nog meer te ‘her-verdelen’, zouden we ook meer kunnen ‘ver-delen’ aan de bron, bijvoorbeeld door middel van winst- of resultaatsdeling.

“We moeten plannen voor winstdeling leren zien als het logisch verlengde van een nieuwe economische realiteit”.

We moeten plannen voor winstdeling precies daarom leren zien als het logisch verlengde van een nieuwe economische realiteit. Winstdeling is een vergoeding voor de kennisinbreng en de inzet van werknemers van wie steeds meer wordt verlangd dat ze in een geest van samenwerking bijdragen aan een collectief resultaat. In een economie die zodanig snel verandert ontsnapt geen enkel bedrijf meer aan de disruptieve gevolgen van automatisering, digitalisering en globalisering.

Resistent

We willen graag competitiever en innovatiever worden? We willen dat onze mensen meer ondernemend worden en dat ze meedenken in functie van het eindresultaat? We willen veel maar het mag niets kosten? Winstdeling is geen wondermiddel maar het past alvast in een strategie die onze economie moet helpen resistent maken tegen allerlei microben die de sociale status quo onder druk zetten. We kunnen die status niet behouden zonder mee te veranderen en ons aan te passen aan de realiteit. We zullen moeten evolueren naar een nieuw sociaal systeem waar naast klassieke vormen van ‘beloning’ ruimte is voor meer flexibele vormen zoals winst- of resultaatsdeling.

Velen vrezen dat dergelijke systemen de ongelijkheid zullen vergroten. Vanwaar die angst, als je ziet dat die ongelijkheid al een feit is, zeker voor wat de verdeling van vermogens betreft. Een daling van het loonaandeel is het equivalent van een stijging van het winst- en kapitaalaandeel.

Wat is er op tegen dat werknemers van dit laatste een ‘fair share’ zouden krijgen? Of gaan we daarmee wachten tot er straks niets meer te herverdelen valt?

www.tijd.be