Onderwijshervorming: duidelijkheid is enige positieve

Opiniebijdrage van Serge Huyghe (De Tijd, 17 januari 2017)

De hervorming van het secundair onderwijs gaat niet ver genoeg. Vooral het aso wordt onnodig uit de hervorming gehouden. Het is nu aan de scholen om de schotten op te heffen.

Dat de onderwijsverstrekkers op 15 september 2016 naar de regering trokken met een gezamenlijk voorstel voor de hervorming van het secundair onderwijs, was bijna historisch te noemen. Het was voor de regering een unieke kans om te luisteren naar de bekommernissen van een cruciale stakeholder, maar het heeft niet mogen zijn.

Teleurstelling alom

Reden genoeg voor het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, het onderwijs van de Vlaamse gemeenschap GO! en de vakbonden om teleurgesteld te reageren. Men zou de traditionele structuren kunnen verdenken van enig eigenbelang, maar dat ook de scholierenkoepel en de ouderverenigingen afwijzend reageren, zegt genoeg.

Hopelijk tonen de onderwijsverstrekkers bij de concrete uitwerking iets meer durf en daadkracht dan onze politici. Om vanuit de vrijheidsmarges die dit plan biedt alsnog een antwoord te geven op de uitdagingen van ons onderwijs.

Dat ook de scholierenkoepel en de ouderverenigingen afwijzend reageren, zegt genoeg.

Politiek compromis

De bal ligt in het kamp van de schoolbesturen. Een aantal wil graag alles bij het oude laten, maar er zijn er ook heel wat die gebruik zullen maken van de operatie bestuurlijke schaalvergroting om het belang van de leerling boven alles te zetten, de kaart te trekken van onderwijsinnovatie en de concurrentie tussen scholen — met de leerling als speelbal — te stoppen.

Wellicht het enige positieve aan de hervorming van het secundair onderwijs is dat er nu eindelijk duidelijkheid is. Voor het overige is het vooral een verhaal van angst voor vernieuwing en gemiste kansen. Het lijkt sterk op een politiek compromis waarbij de vernieuwing zit in het tevreden stellen van verschillende partijen. Dat is zeker niet de ambitieuze modernisering van het secundair onderwijs waar velen op hadden gehoopt.

De pijnpunten worden niet opgelost. We zullen blijven kampen met sociale ongelijkheid, jongeren die het secundair onderwijs verlaten zonder diploma, verkeerde oriënteringen, en een beperkte instroom in het nijverheidstechnisch onderwijs. Dat zijn nochtans allemaal uitdagingen die we moeten aangaan opdat jongeren vlot hun weg zouden vinden in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

Waterval

Heel wat onderwijsdeskundigen zijn het erover eens dat de belangrijkste pijnpunten van ons secundair onderwijssysteem voortvloeien uit het watervalsysteem. Daarom werd gepleit voor de afschaffing van de onderwijsvormen (aso, tso, bso, kso) en voor een meer geleidelijke studiekeuze met een brede eerste graad.

In een eerste ‘brede’ graad maken leerlingen kennis met de verschillende facetten van bijvoorbeeld taal en technologie. Om daarna geleidelijk keuzes te maken. Zo worden op een getrapte manier positieve keuzes gemaakt en voorkom je dat leerlingen vastroesten in een bepaald traject. Dat heeft dus helemaal niks met eenheidsworst te maken.

Met de voorliggende modernisering wordt de keuze echter niet op latere leeftijd gemaakt, maar al op 13 jaar (2de leerjaar van de eerste graad) wanneer jongeren een basisoptie kiezen. Dat men in de mogelijkheid voorziet om in de eerste graad te remediëren of te verdiepen is goed, maar die vernieuwing is te beperkt om tot een betere oriëntering te komen.

Het aantal studierichtingen wordt wel ingeperkt, maar ook dat blijft beperkt. Aanvankelijk sprak men van een vermindering met 70 procent. In de tweede graad blijven 75 richtingen over in plaats van 101. In de derde graad is de snoeibeurt beperkter: 146 in plaats van 157 richtingen. Het aso ontspringt de dans. Er wordt alleen gesnoeid in de tso- en bso-richtingen.

Nauwelijks wijzigingen in aso

Positief in het plan zijn de diverse finaliteiten. Daardoor weten ouders en leerlingen welke richtingen de doorstroom naar het hoger onderwijs of naar de arbeidsmarkt, of allebei, verzekeren. Ook de opdeling van de studierichtingen in slechts acht domeinen (taal & cultuur, economie & organisatie,...) in plaats van 29 studiegebieden is nuttig. Maar ook hier vormt het aso een uitzondering. Want de aso-studierichtingen worden niet in die domeinen onderverdeeld, ze worden omschreven als domeinoverschrijdend, allesomvattend als het ware.

Aan het aso verandert dus bijna niets, en dat is geen goede zaak. Als je het schoolverlatersrapport van de VDAB van 2016 erop naleest, merk je dat er iets fundamenteel schort. Er zijn flink wat schoolverlaters, met enkel een diploma aso op zak, die op zoek gaan naar werk en meer dan een jaar werkzoekend blijven.

Maar dat is niet de bedoeling. aso-leerlingen worden geacht verder te studeren. Geen enkele aso-richting is op de arbeidsmarkt gericht. Vooral heel veel jongens met een wiskundige of wetenschappelijke vorming behalen geen hoger diploma. Ze starten na het aso mogelijk wel in dat hoger onderwijs, maar haken vaker vroegtijdig af. Alleen een diploma aso is geen goede startpositie op de arbeidsmarkt.