Wereldbol puzzel gedragen op een hand

Een klimaatclub bereikt meer dan een globaal akkoord

Twee weken onderhandelen door meer dan 200 landen en meer dan 33.000 vertegenwoordigers heeft ons klimaat weinig goed gedaan. De discussie ging vooral over wie wat zou moeten betalen. Maar concrete toezeggingen over effectieve vermindering van de CO2-uitstoot en een systeem om die te controleren en af te dwingen zijn er niet gekomen.

Na 27 jaar onderhandelen sinds de eerste COP-ontmoeting in Berlijn zijn de resultaten op het terrein eerder schamel. Benchmarks worden opgesteld, landen maken rapporten over hoe ze hun doelstellingen, die ze zelf bepalen, nakomen. Maar verder doet iedereen dus zijn zin. Niet echt een recept voor krachtdadig beleid.

Dat het ook in Sharm-el-Sheikh niet is gelukt, was te verwachten. De Verenigde Naties zijn niet het forum om tot een akkoord over het klimaat te komen. Een groep van 200 landen die op basis van gelijkwaardigheid onderhandelen, kan alleen tot niet afdwingbare akkoorden met te weinig ambitie komen.

Elk potentieel akkoord mist ambitie omdat het een compromis moet zijn tussen de VN-leden. Al die leden hebben een andere achtergrond. Sommige stoten relatief weinig CO2 uit, maar hebben een historische schuld. Andere vinden dat ze, omdat ze vroeger weinig uitstootten, nu langer CO2 mogen uitstoten om economische groei te realiseren. En dan zijn er nog olieproducerende landen die alle belang hebben bij het uitblijven van een verregaand klimaatakkoord. Veel ambitie zal de grootste gemene deler die daaruit voortvloeit niet kenmerken.

Niet afdwingbaar

Daarnaast zijn de afspraken die gemaakt worden niet afdwingbaar. Landen die minder doen dan ze beloofden, zullen misschien op COP28 en COP29 met een beetje schaamrood op de wangen verschijnen (of gewoon thuisblijven). Meer hinder zullen ze daar niet van ondervinden.

Samenwerken rond CO2-reductie kent een typisch probleem van collectieve actie. Zonder afdwingbare maatregelen blijft het altijd voor elk individueel land een optimale strategie om zelf geen maatregelen te nemen, terwijl de andere landen dat wel doen. Zo doet niemand iets (of toch onvoldoende). En die uitkomst is voor iedereen de slechtste.

Na jarenlang een globaal klimaatakkoord proberen te bereiken, is het tijd om een andere methode te gebruiken: een klimaatclub. Clubs in internationale relaties zijn kleine groepen van landen die afspraken maken en voor hun leden een voordeel creëren dat de landen die geen deel uitmaken van de club niet verwerven. Leden die hun engagement niet nakomen, worden dan uitgesloten van de club.

Een dergelijk model kan de basis zijn voor een werkend klimaatakkoord. In plaats van met alle landen van de wereld een akkoord te sluiten, kunnen landen die effectief stappen willen zetten in CO2-reductie een kleine groep vormen.

Handelsbeleid

Het probleem is dan dat er geen direct voordeel is als je lid bent van een klimaatclub. Om dat op te lossen kunnen de leden hun klimaatbeleid linken aan het handelsbeleid. Door elkaar verlaagde tarieven toe te kennen, creëren ze de voordelen van een club. Als die tarieven sterk verschillen van de tarieven die niet-leden moeten betalen, kan het voor almaar meer landen de moeite worden hun klimaatbeleid aan te passen en zich aan te sluiten bij de club. Hoe groter de club, hoe groter de aantrekkingskracht.

Protectionisme

Klimaat en handelsbeleid met elkaar verbinden was twintig jaar geleden nog heiligschennis in de Wereldhandelsorganisatie. Maar de voorbije jaren spreken de EU, de VS en heel wat andere landen almaar vaker over plannen om een klimaattaks aan hun buitengrens in te voeren. Die taks belast producten uit landen met minder stringente maatregelen en benadeelt ze op die manier tegenover producten uit landen met gelijkaardige klimaatmaatregelen.

In plaats van allemaal apart een klimaattaks in te voeren, werken landen beter samen. Een gemeenschappelijke taks heeft enkele voordelen.

Ten eerste vermindert één gezamenlijke taks aan de grenzen van de club de verstoring van de handel die verschillende taksen creëert. Eén gezamenlijk beleid vermindert ook het risico dat landen het klimaat gebruiken als voorwendsel voor protectionisme.

Ten tweede zorgt een gezamenlijk beleid dat het aantrekkelijker wordt voor andere lidstaten zich te conformeren naar de regels van de club.

Een klimaatclub zorgt voor minder ‘koolstoflekkage’, het proces waarbij klimaatonvriendelijke productieprocessen naar andere landen met minder strenge regels worden verplaatst.

Ten slotte zorgt een klimaatclub voor minder ‘koolstoflekkage’, het proces waarbij klimaatonvriendelijke productieprocessen naar andere landen met minder strenge regels worden verplaatst. Een nuloperatie voor het klimaat dus. Dergelijke verplaatsingen buiten de grenzen van de club worden geneutraliseerd door de klimaattaks.

Een klimaatclub moet in het begin voldoende groot zijn om aantrekkingskracht op andere landen uit te oefenen. Als de VS en de EU ermee beginnen, willen waarschijnlijk veel landen zich aansluiten. Met een klimaatclub die voldoende groot is, wordt het collectieve actieprobleem van internationale samenwerking voor het klimaat opgelost.