Hoe techbedrijven minder neutraal kunnen blijven

Fotograaf
Koen Fasseur

Opinie van Hans Diels (De Morgen, 24 augustus 2019)

Deze week kondigde Twitter in een blogpost aan dat het meer dan 900 accounts van de Chinese overheid zou blokkeren omdat ze verkeerde informatie verspreiden over de protesten in Hongkong. Deze accounts maakten deel uit van een Chinese operatie om politieke verdeeldheid te zaaien en om de betogingen tegen de overheid in Hongkong in diskrediet te brengen.

Het is maar het recentste voorbeeld van hoe bedrijven in politieke conflicten tussen landen steeds minder neutraal kunnen blijven. Eerder zagen we hoe het Chinese Huawei en ZTE een speelbal werden in het geopolitieke conflict tussen de Verenigde Staten en China.

“Ook voor Europese bedrijven zal de druk steeds groter worden om een kant te kiezen: de Chinese of de Amerikaanse markt.”

Druk van de overheid

In het conflict rond Huawei zagen we de Amerikaanse overheid druk uitoefenen op andere landen om geen Huawei-technologie te gebruiken voor het opzetten van hun 5G-netwerken en verbood het Amerikaanse bedrijven om nog apps te maken voor Huawei-telefoons.

China bant al langer bedrijven als Facebook en Google in China omdat het via de Chinese tegenhangers een veel betere controle heeft over wat de Chinezen op het internet te zien krijgen. Andere autoritaire regimes verplichten ook steeds vaker de technologiebedrijven om inhoud van het web te halen. Dit zagen we toen de Russische mediaregulator vorige week YouTube verplichtte om het delen van video's over niet geautoriseerde betogingen onmogelijk te maken.

Dragonfly

Dit creëert dilemma's voor deze bedrijven. Gaan ze mee in het aanpassen van hun inhoud volgens de wensen van de autoritaire machthebbers of verlaten ze een markt en laten ze die dan over aan andere (minder scrupuleuze) bedrijven? Google heeft het steeds moeilijk gehad met deze keuze. Oorspronkelijk was Google actief in China en censureerde het gedeeltelijk zijn zoekresultaten. Maar in 2010 besloot het hiermee te stoppen na een cyberaanval uit China.

Maar in 2018 doken berichten op dat Google weer werkte aan een gecensureerde versie van zijn zoekdienst, project Dragonfly. Het prototype van de zoekmachine-app zou de geografische locatie en de internetgeschiedenis van de gebruiker bewaren. Dit leidde tot beschuldigingen dat Google meewerkt aan het ontwikkelen van technologie die de Chinese overheid kan gebruiken om haar bevolking te surveilleren.

Druk van werknemers en klanten

Het Dragonfly-project, dat in 2018 werd gestopt, toont aan hoe veel techbedrijven steeds vaker geklemd raken tussen de eisen van de overheden in de landen waar ze actief zijn en de verontwaardiging van hun westerse werknemers en klanten over hun eventuele samenwerking met autoritaire regimes of met de militaire overheid in hun thuisland.

Zo kwam Google sterk onder druk te staan over het ondertussen opgedoekte project Maven. Dit was een contract met het Pentagon waarbij Google mee zou werken aan een project rond artificiële intelligentie om zo de precisie van drone-aanvallen te verbeteren. Meer dan 3.000 Google-werknemers tekenden een petitie tegen het project dat wel heel ver afstond van de oorspronkelijke Google-leuze 'Don't be evil'.

What’s the right thing?

Google en de andere technologiebedrijven zullen moeten kiezen. Enerzijds willen hun medewerkers (of toch een deel van hen) niet meewerken aan militaire technologie, anderzijds kunnen ze als ze niet meewerken aan het ontwikkelen van AI voor het Amerikaanse leger beschuldigd worden van een gebrek aan patriottisme en mee verantwoordelijk worden gesteld als China's militaire AI-toepassingen de natie bevoordelen in een eventueel militair conflict.

Zo ontstaat er een dubbel dilemma. Er zijn de tegenstrijdige vragen van de verschillende overheden in de landen waar ze actief zijn. Daarbovenop komen nog de bezorgdheden van klanten en werknemers die ook vaak tegenstrijdig zullen zijn.

Toen Google zijn 'Don't be evil'-slogan opgaf in 2015, werd hij veranderd in 'Do the right thing'. Maar wat is het 'juiste'? Daar verschillen de Chinese en de Amerikaanse overheid nogal sterk over. En daar zal de gemiddelde Trump-supporter misschien ook anders over denken dan de gemiddelde Google-medewerker.

En voor Europa?

Ook voor Europese bedrijven zal de druk steeds groter worden om een kant te kiezen. Europese technologiebedrijven die werken aan gevoelige technologie (alles wat een impact heeft op privacy, communicatietechnologie of met een mogelijke militaire toepassing), zullen op termijn steeds moeilijker zowel de Chinese als de Amerikaanse markt kunnen bedienen. Zo overwegen de Europese bedrijven Nokia en Ericsson om zich op te splitsen in aparte eenheden, een voor de westerse en een voor de oosterse hemisfeer.