man checkt op laptop notering van aandelen

Aandelenoptieplannen: voor wat, hoort wat

Aandelenoptieplannen zijn een ideale manier om talent op een fiscaalvriendelijke manier aan te trekken en te belonen. Onze eigen regelgeving ligt echter vaak onder vuur. Er is niet alleen de complexiteit. Medewerkers dienen de belasting op de opties te betalen bij toekenning, maar op dat moment weten ze nog niet of de opties ooit iets waard zullen zijn. Die minpunten beletten niet dat opties ook bij ons een cultuur van loyaliteit en betrokkenheid kunnen creëren.

In een recent artikel in Trends/Knack magazine (29 augustus 2024, zie pdf onderaan dit artikel) komen naast Geert Janssens, hoofdeconoom bij ETION, enkele praktijkgetuigen aan het woord om dit principe te illustreren. Yorick Moerrels van Payflip, een platform dat flexibele verloning faciliteert, ervaart dat mede-eigenaarschap de verbondenheid met de organisatie versterkt en het personeelsverloop laag houdt. Colin Deblonde, co-founder en CEO van Dripl, ziet in aandelenopties een instrument om het ondernemerslandschap te stimuleren. Dripl biedt duurzame drankoplossingen aan voor bedrijven. Opties lijken vooral voor start-ups een interessant instrument om de concurrentie inzake verloning aan te gaan met meer gevestigde waarden.

Internationale context

Vanuit een internationale context bekeken, is de complexiteit van onze eigen regelgeving evenwel een probleem, zo getuigt Felix Van de Maele, CEO van Collibra. Hij verhuisde zijn big-databedrijf naar Nederland om aan onze strakke regelgeving te ontsnappen. De toekenning van aandelenopties vergt bij ons een auditverslag en is onderworpen aan uitgebreide waarderingsregels.

Geert Janssens erkent de complexiteit. Er zijn bij ons geen instapklare optiemodellen zoals in Frankrijk of Angelsaksische landen. Het is doorgaans maatwerk. De fiscaliteit is bovendien complex en onderworpen aan zeer strikte regels. Medewerkers dienen de belasting te betalen op het moment van toekenning van de opties en dus niet bij de uitoefening of de verkoop. Men betaalt belasting op iets dat achteraf mogelijks geen waarde heeft. Vooral voor start-ups, waarvan de waarde moeilijk is in te schatten, is dat een obstakel.

Positieve keerzijde

Geert Janssens is dus niet gekant tegen een hervorming van het Belgische systeem voor aandelenoptieplannen maar wijst ook naar de positieve keerzijde van onze regelgeving. Bij nader inzien is de fiscaliteit zeer aantrekkelijk. De medewerker betaalt personenbelasting op slechts 18% van de onderliggende waarde van het aandeel. Mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan de grondslag zelfs tot 9% worden teruggebracht. Daarbij hanteert onze fiscus het principe: risico moet worden beloond. In ruil voor het belastingvoordeel moet je een zeker ondernemersrisico lopen. Tussen het moment van toekenning en uitoefening van de optie is de medewerker immers blootgesteld aan het risico dat de opties waardeloos worden. 

Is iemand die niet bereid is om belasting te betalen op 18% van de onderliggende waarde van een aandeel, wel geschikt om aandeelhouder te worden?

In het huidig systeem schuilt bijgevolg een vorm van zelfselectie. Hier stelt zich een fundamentele vraag: is iemand die niet bereid is om belasting te betalen op 18% van de onderliggende waarde van een aandeel, wel geschikt om aandeelhouder te worden? Als je optieplannen beschouwt als een verdoken vorm van loon, dan heeft deze vraag geen voorwerp.

Voor wie mede-eigenaarschap en ondernemerschap wil stimuleren, wordt deze vraag des te meer relevant. Janssens denkt spontaan aan het Franse spreekwoord: ‘L’argent et l’argent du beurre’. Het is leuker om ze beide te hebben maar ondernemerschap mag beloond worden met een gunstige fiscaliteit. En dat is een gezond principe.